DEN HAAG, 6 juli 2022 – Twee jaar geleden startte de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) haar werkzaamheden, die uiteindelijk resulteerden in het rapport ‘Ongekend Onrecht’. Er is in de afgelopen twee jaar veel gebeurd, maar het vertrouwen tussen overheid en burger lijkt er niet op vooruit te zijn gegaan. Dat concludeert voormalig Tweede Kamerlid Chris van Dam, die voorzitter was van de Ondervragingscommissie. In de tweede Binnenhoflezing op Paleis Lange Voorhout in Den Haag maakt Van Dam vandaag de balans op en beschouwt hij wat nodig is om het vertrouwen te herstellen.

De goede overheid is niet zo goed

Van Dam wijst op een aantal fundamentele knelpunten in de relatie tussen burger en overheid, die dringend moeten worden aangepakt om het vertrouwen in de overheid te herstellen. Ten eerste moet de houding van de overheid richting burgers gebaseerd zijn op gelijkwaardigheid. Zien we categorieën (‘slachtoffers toeslagenaffaire’, ‘Groningers’, ‘boeren’), of zien we mensen? Dat veel burgers de overheid wantrouwen kan Van Dam goed begrijpen. Zij willen als mens gezien worden en, net als iedere minister of topambtenaar, regie houden over het eigen leven en daarnaar behandeld worden, als partner van de overheid. Dat geldt voor gezinnen van de toeslagenaffaire, maar zeker ook voor boeren.

Die gelijkwaardigheid moet ook vertaald worden naar het bestuursrecht, dat dringend herzien moet worden. Ons bestuursrecht drijft op het axioma van ‘de goede overheid’. De overheid dient het algemeen belang, is onafhankelijk en volgt netjes de regels. Dat is het uitgangspunt. “Maar mijn ervaring is inmiddels dat de overheid niet meer op voorhand te vertrouwen is”, aldus Van Dam.

“Als u zich als burger meldt bij de bestuursrechter, dan staat u bij binnenkomst al met 1-0 achter.” Het beeld van die “goede overheid” betekent dat de burger de partij is die gewantrouwd wordt. De overheid stelt de rechtsverhouding met de burger vast en mag de feiten presenteren. Als burger moet je hemel en aarde bewegen om daar jouw feiten tegenover te zetten. De rechter heeft zich met de inhoud van beleid niet te bemoeien, dat is aan het bestuur. Waar het civiele en strafrecht stootkussens van beschermende beginselen en redelijkheid en billijkheid kennen, zijn deze in het bestuursrecht op essentiële punten buiten het bereik van de rechter geplaatst. Als voorzitter van de POK heeft Van Dam met eigen ogen gezien waar dat toe kan leiden.

Wat men in de Haagse torens kan leren van gemeentepolitiek

Ook richting het parlement opereert de overheid niet met vertrouwen als uitgangspunt. Vorige week publiceerde I&O Research het rapport ‘Morele vragen van rijksambtenaren’. Het rapport beschrijft hoe rijksambtenaren worstelen met – ietwat kort door de bocht geformuleerd – de waarheid. Die worsteling heeft te maken met de houding aan de top van departementen; hoe dichter je bij de minister komt, hoe meer er een systeem van moduleren, gladstrijken en ‘concensueren’ ontstaat. Antwoorden op Kamervragen, brieven van de minister en beleidsnotities worden geplooid naar wat geacht wordt politiek wenselijk te zijn. Ambtenaren op het ministerie en in uitvoeringsorganisaties, maar ook maatschappelijke organisaties en burgers, worden er gek van. Dat geldt ook voor Kamerleden, die van de minister antwoorden krijgen die niet lijken op de werkelijkheid die hun op andere wijze al is aangereikt.

Deze werkwijze is vernietigend voor het vertrouwen dat burgers – inclusief Kamerleden – hebben in de werking van onze overheid en politiek en drijft op een ambtelijke gedachte dat het ‘weg-regelen’ van conflicten en gedoe de minister of staatssecretaris helpt in het politiek functioneren. Toegegeven, de situatie verschilt per ministerie en bewindspersoon. Er zijn zeker goede voorbeelden waar men het dilemma of het presenteren van de mislukking niet schuwt. Maar de minister die – aldus het rapport van I&O – een ambtenaar vraagt een document te vernietigen deugt – zeker anno 2022 – niet voor zijn of haar vak.

Om echt een verschil te maken moet de Rijksoverheid volgens Van Dam dringend een voorbeeld nemen aan de gemeentepolitiek. Daarin is het goede gewoonte dat ambtenaren adviezen schrijven voor een wethouder of voor het college waaraan geen letter wordt gewijzigd als de bestuurder vervolgens een ander besluit neemt. Wanneer het ambtelijk apparaat adviseert linksaf te gaan, maar de wethouder besluit rechtsaf te slaan, is dat voor burger, raad en pers allemaal in de stukken na te lezen. Daar hoef je in ambtelijk Den Haag niet om te komen.

Geef ambtenaren eigen manoeuvreerruimte richting het parlement, aldus Van Dam. Ambtenaren moeten trouw zijn aan de minister als het gaat om de uitvoering van beleid, maar ook vanuit kennis, ervaring en professie het onwelgevallige willen rapporteren en de ruimte krijgen om tegendraads advies te geven. Zoals Tjeenk Willink ooit zei: trouw aan het ámbt van de minister, niet aan de persoon van de minister. Leve de ambtenaar die zélf een Kamerlid opbelt met het aanbod om – bij de zoveelste set Kamervragen – persoonlijk uit te leggen wat er speelt.

 

Chris van Dam is oud-Tweede Kamerlid namens het CDA en was voorzitter van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Hij studeerde rechten (staats- en bestuursrecht en strafrecht) en bestuurskunde en werkte voor zijn Kamerlidmaatschap als hoofdinspecteur van de politie en plaatsvervangend hoofdofficier bij het Openbaar Ministerie.

De hele Binnenhoflezing van Chris van Dam kunt u hier teruglezen. Binnen enkele uren kunt u de lezing ook terugkijken via binnenhoflezing.nl.